Allereerst het huidige station, kon
dat niet worden behouden? Jan
Benthem was daarover resoluut. De
perronkappen, hoe mooi ook, moeten
vanwege de HSL worden verlengd en
zouden dus hoe dan ook worden
aangetast. Bovendien mogen die
kappen mooi zijn, koud en kil is het
’s winters wel op het Rotterdamse
perron. Een hedendaags station
vraagt om een redelijk klimaat op de
perrons. De huidige tunnel moest
worden verbreed, daar was iedereen
het over eens. De Westvleugel van
het station moest worden gesloopt
vanwege de aanleg van de Randstad
rail. Bovendien was een deel van het
station verzakt. De kans was groot
dat het station bij de werkzaamheden
aan de tunnel verder zou verzakken
of zelfs instorten. Behoud van het
huidige station was dus om
technische en om functionele redenen
nauwelijks een optie. In dat geval
is het domweg verstandiger om het
hele station te slopen en een nieuwe
te bouwen. team CS heeft vervolgens
nog heel wat moeite gehad om de
gemeenteraad ervan te overtuigen dat
een nieuwe perronkap noodzakelijk
was. Een motie van de PvdA waarin om
een dergelijke integrale kap werd
gevraagd is zelfs afgewezen.
Desondanks is die kap er gekomen.
‘We vonden het weglaten van de
perronkap gewoon geen goede
beslissing’ aldus Jan Benthem. Ten
opzichte van het eerder
gepubliceerde schetsontwerp is het
voorlopig ontwerp in hoofdopzet
nauwelijks gewijzigd. Het
uitgangspunt is één doorlopende
stationshal, waarbij het
negentiende-eeuwse onderscheid
tussen stationsgebouw
(architectonisch, luxe) en de
perrons met de perronkap
(civieltechnisch, utilitair) is
verdwenen. Anders dan bij de meeste
stations loopt de reiziger niet
vanuit een hoge, lichte hal via
donkere tunnels naar de (rol)trappen
die naar de sporen leiden. Eigenlijk
is het station een grote glazen doos
waar de spoorviaducten doorheen
worden geleid. Het doorlopende
‘maaiveld’, dat onder de perrons
iets verlaagd ligt, wordt tussen de
spoorviaducten door, door middel van
vides en glazen perronvloeren, van
daglicht voorzien. De treinen zijn
vanaf het ‘maaiveld’ zichtbaar.
Doordat de perron/stationshalkap
voorbij de gevel van de hal
doorloopt, wordt de stad min of meer
bij het gebouw getrokken. De wens om
de beide stadsdelen aan de voor- en
achterzijde van het station (Centrum
en Provenierswijk) soepeler op
elkaar aan te sluiten wordt door
deze ‘tunnelverdwijntruc’ bovendien
gehonoreerd. De staal-en-glaskap is
aan de onderzijde voorzien van
houten lamellen. Bij de sporen is de
maaswijdte van deze lamellen groter,
zodat er voldoende daglicht kan
binnentreden, boven de entreehal
loopt dit plafond dicht aangezien er
dan voldoende daglicht door de hoge
gevels binnenkomt. De entreehal
wordt zo veel mogelijk vrij van
winkels gehouden. Deze
voorzieningen, die kennelijk niet
meer op een hedendaags station mogen
ontbreken, zijn onder de
‘spoorviaducten’ geplaatst.
Dankzij het reduceren van de opgave
tot een doorlopende kap met gevels
kan er binnen het budget van een
uitgebreide verbouwing toch een
volwaardig station worden
gerealiseerd, dat ruim voorzien van
daglicht en bovendien zeer
overzichtelijk is. Gevraagd of er
een wezenlijk ander stationsontwerp
uit de computer zou zijn gekomen als
er wel een ruimer budget voorhanden
was geweest antwoord Jan Benthem;
“Nee, de hoofdopzet zou gelijk zijn
gebleven, maar in de materialisering
en detaillering zouden we natuurlijk
wel veel meer hebben kunnen doen dan
nu.’
Het aardige van dit stationsontwerp
is dat het eigenlijk zonder
problemen in het masterplan van
Alsop zou passen. De brede loper
naar de stad die Alsop over de
sporen heen had gelegd, ligt er nu
alleen onder. De planvorming voor de
directe omgeving van het station,
inclusief de zone langs de sporen,
is nog niet afgerond. Wat dat
betreft is alles nog open. De grote
kwaliteit van Alsops masterplan lag
in de integrale visie op het
stadscentrum en de vanzelfsprekende,
centrale plaats die het station
daarin had. Het station zelf was ook
in zijn ogen een later op te lossen
ontwerpprobleem. Dat stationsontwerp
is er inmiddels, nu het integrale
stadsontwerp nog. Het mag dan een
omgekeerde volgorde zijn: eerst een
deelplan, dan het geheel, maar het
lijkt alleszins de moeite waard om
de verdere planvorming ten aanzien
van de stationsomgeving nog maar
even op te houden tot na de komende
gemeenteraadsverkiezingen. Wie weet
krijgt Rotterdam dan weer een
college van bestuur met iets meer
ambitie en hart voor de stad.